Fluent Fiction - Dutch:
The Rain Man and the Umbrella: A Day of Laughter and Rain Find the full episode transcript, vocabulary words, and more:
fluentfiction.org/the-rain-man-and-the-umbrella-a-day-of-laughter-and-rain Story Transcript:
Nl: Op een gewone maandag in Amsterdam stond Jan klaar om naar zijn werk te fietsen.
En: On a typical Monday in Amsterdam, Jan was ready to cycle to work.
Nl: Zijn huis was klein, maar knus, vol met planten en foto's van zijn reizen.
En: His house was small but cozy, filled with plants and photos from his travels.
Nl: Hij had zijn koffie snel opgedronken en zat snel op de fiets.
En: He quickly drank his coffee and hopped on his bike.
Nl: Maar de lucht was grauw.
En: But the sky was gray.
Nl: Erg grauw.
En: Very gray.
Nl: In het hart van het stadje speelde de wind met de bladeren en liet een lichte druppel op Jans gezicht vallen.
En: In the heart of the city, the wind played with the leaves and a light droplet fell on Jan's face.
Nl: Het was begonnen.
En: It had started.
Nl: Jan hield niet van regen.
En: Jan didn't like rain.
Nl: Vooral niet als hij naar zijn werk moest.
En: Especially when he had to go to work.
Nl: Maar hij was al laat en kon niet terug.
En: But he was already late and couldn't turn back.
Nl: De druppels werden groter en dikker, ze vielen sneller en sneller.
En: The droplets grew bigger and thicker, falling faster and faster.
Nl: Op zijn werk was iedereen droog.
En: At work, everyone was dry.
Nl: Maar Jan, hij was een vallende regendruppel.
En: But Jan, he was a falling raindrop.
Nl: Zijn haar was nat, zijn kleren waren nat.
En: His hair was wet, his clothes were wet.
Nl: Het water liep langs zijn rug.
En: The water ran down his back.
Nl: Alles aan Jan was nat.
En: Everything about Jan was wet.
Nl: Iedereen lachte.
En: Everyone laughed.
Nl: Ze lachten naar de regenman.
En: They laughed at the rain man.
Nl: Maar Jan lachte ook terug.
En: But Jan also laughed back.
Nl: Hij was nat, maar hij was blij.
En: He was wet, but he was happy.
Nl: Emma was ook op de fiets gekomen.
En: Emma had also come by bike.
Nl: Ze had een grote tas.
En: She had a big bag.
Nl: In de tas zat een paraplu.
En: Inside the bag was an umbrella.
Nl: Emma was slim.
En: Emma was clever.
Nl: Ze had altijd een paraplu bij zich.
En: She always had an umbrella with her.
Nl: Ze lachte naar Jan en gaf hem de paraplu.
En: She smiled at Jan and gave him the umbrella.
Nl: Nu was Jan niet alleen de regenman, maar ook de parapluman.
En: Now Jan wasn't just the rain man, he was also the umbrella man.
Nl: Iedereen lachte nog harder.
En: Everyone laughed even harder.
Nl: Ze lachten naar de parapluman.
En: They laughed at the umbrella man.
Nl: Jan keek naar de paraplu.
En: Jan looked at the umbrella.
Nl: Hij was groot en blauw.
En: It was big and blue.
Nl: "Dank je, Emma," zei Jan.
En: "Thank you, Emma," said Jan.
Nl: Hij lachte ook.
En: He laughed too.
Nl: Nu was hij niet alleen nat, maar hij had ook een paraplu.
En: Now he wasn't just wet, but he also had an umbrella.
Nl: Hij was de grappigste man op het werk.
En: He was the funniest man at work.
Nl: De dag ging verder.
En: The day continued.
Nl: Iedereen werkte.
En: Everyone worked.
Nl: Jan werkte ook.
En: Jan worked too.
Nl: Maar hij was nog steeds nat.
En: But he was still wet.
Nl: En hij had nog steeds de paraplu.
En: And he still had the umbrella.
Nl: Jan was bijzonder.
En: Jan was special.
Nl: Jan was grappig.
En: Jan was funny.
Nl: En Emma, zij was geniaal.
En: And Emma, she was brilliant.
Nl: Aan het einde van de dag ging Jan naar huis.
En: At the end of the day, Jan went home.
Nl: Hij nam de paraplu mee.
En: He took the umbrella with him.
Nl: De lucht was helder.
En: The sky was clear.
Nl: Er was geen regen.
En: There was no rain.
Nl: Maar Jan had de paraplu.
En: But Jan had the umbrella.
Nl: Hij keek naar de paraplu en lachte.
En: He looked at the umbrella and laughed.
Nl: Hij was een avontuur rijker.
En: He was richer in adventure.
Nl: En zo eindigt ons verhaal over Jan, de natte man met de paraplu.
En: And so ends our story about Jan, the wet man with the umbrella.
Nl: Hij had een zware dag, maar hij maakte het leuk.
En: He had a tough day, but he made it enjoyable.
Nl: Emma was er om hem te helpen.
En: Emma was there to help him.
Nl: Ze maakte de dag lichter.
En: She made the day brighter.
Nl: Ze maakte de dag grappiger.
En: She made the day funnier.
Nl: Dat was hun dag, een dag vol regen en lachen.
En: That was their day, a day full of rain and laughter.
Nl: Het was een goede dag.
En: It was a good day.
Nl: Een van die dagen die je altijd zal herinneren.
En: One of those days you will always remember.
Nl: Een van die dagen waarop je lachte omdat het regende.
En: One of those days when you laughed because it was raining.
Vocabulary Words:
- Jan: Jan
- Amsterdam: Amsterdam
- cycle: fietsen
- work: werk
- house: huis
- small: klein
- cozy: knus
- plants: planten
- photos: foto's
- travels: reizen
- coffee: koffie
- bike: fiets
- sky: lucht
- gray: grauw
- city: stadje
- wind: wind
- leaves: bladeren
- droplet: druppel
- rain: regen
- late: laat
- back: terug
- dry: droog
- laughed: lachten
- umbrella: paraplu
- blue: blauw
- thank you: dank je
- laughed: lachte
- adventure: avontuur
- tough: zware
- helped: helpen